De definitie van God

In navolging van mijn vorige blogpost wil ik even inzoomen op mijn definitie van het woord God. De weerstand die er bestaat ten opzichte van dit woord is rechtstreeks te linken aan de christelijke mythologie. God wordt er omschreven als een alwetend en -ziend opperwezen, waartegenover wij nietig zijn. Hij zou ons dan wel onvoorwaardelijk liefhebben, als zijn eigen kinderen, toch werd ons diep ingeprent dat we zondaars zijn en schulden hebben die door Hem dienen vergeven te worden. Het Christendom heeft er altijd een erezaak van gemaakt om een gevoel van minderwaardigheid levend te houden onder haar aanhangers. Geen wonder dat we ons doorheen de tijd steeds meer collectief zijn gaan afwenden en wetenschap de plaats van God lieten innemen.

Zoals zoveel mensen, groeide ik op met het christelijke beeld van God. Maar mijn immer vragende en zoekende geest heeft ertoe geleid dat ik gestaag een persoonlijke definitie van het woord heb gevormd. Als ik mezelf in een hokje met het label ‘geloof’ moet wringen, dan zou ik zeggen dat ik een pantheist ben. Dit houdt in dat ik ervan overtuigd ben dat alles, ondanks de versplinterde aanblik, één geheel is. Dat werkelijk alles met elkaar verbonden is. Of zoals Jeroen Brouwers het zo mooi verwoordde: niets bestaat dat niet iets anders aanraakt.

Ik zou het woord God willen losmaken van de christelijke connotaties waaronder het gebukt gaat. Dat vraagt om ruimdenkendheid en de wil om eigen, al dan niet aangeleerde, overtuigingen los te laten.

God staat voor mij synoniem voor het grote geheel, voor de eenheid die alles omvat. Deze eenheid bestaat uit bewustzijn en ervaart spelenderwijs alles dat er maar kan ervaren worden. Bewustzijn heeft geen vorm, maar is wel in staat om eender welke vorm te scheppen. Ik denk dat de meeste mensen mij zullen volgen in de stelling dat ieder levend  wezen over een zeker bewustzijn beschikt, maar ik ga nog een stap verder door te zeggen dat alles een bewustzijn heeft. Zo ervaren de kussens waar ik nu tegenaan leun hoe het is om een kussen te zijn, met het bewustzijn van een kussen uiteraard.

Je zou al dat bewustzijn kunnen onderverdelen in hoog en laag bewustzijn of op z’n minst een onderscheid maken tussen levende en dode materie. Maar dat doe ik bewust niet, want God heeft geen oordeel over de aard van een bepaald bewustzijn. Alles dat bestaat, heeft als enige doel om te bestaan. Omdat het kan, omdat God het kan bedenken/maken. Omdat Hij* het wil ervaren. De wetenschap heeft bewustzijn onlosmakelijk gelinkt aan het hebben van een brein, maar stel dat we de definitie van bewustzijn open trekken. Stel dat bewustzijn gelijk staat aan de trillingsfrequentie van iets of iemand.

Als een geniale kunstenaar schept God, bestaande uit niets dan bewustzijn, een oneindige diversiteit aan bewustzijnsvormen. In die zin klopt het inderdaad dat we  kinderen van God zijn, aangezien we uit hetzelfde ‘materiaal’ verwekt zijn. Je zou je kunnen afvragen waarom God zoveel leed het leven heeft ingeroepen en het antwoord is omdat Hij staat voor absolute liefde. Absolute liefde is onvoorwaardelijk en oordeelt niet. God is zo liefdevol dat Hij niets het bestaan ontzegt, dus ook niet de dingen die wij mensen als ‘slecht’ bestempelen. Het uitsluiten van bepaalde ervaringen beknot de totaalervaring die het leven is. Absolute liefde laat toe dat alles er mag zijn. En dat wij een vrije wil en keuzevrijheid hebben. Zo kunnen we ervoor kiezen om onszelf en anderen te vernietigen en toch integraal deel blijven uitmaken van de grote eenheid. Dat is goddelijke liefde.

Elk deeltje, mens, dier of object, is een perspectief van God. Het goddelijke creërende bewustzijn staat niet los van Zijn creaties, maar maakt er deel van uit. Op dit moment is God alles aan het ervaren wat er ook maar ervaren kan worden. Alles tegelijk, zonder tijd of ruimte in te nemen. De ervaring van tijd en ruimte is een mogelijkheid die werd gecreëerd, een wet die het menselijk bewustzijn afbakent, maar is daarom niet op het grote geheel van toepassing. Ons menselijke individuele perspectief is slechts een minuscuul deeltje, een klein kijkgaatje, van waaruit wij het bestaan waarnemen. Om onze menselijkheid voluit te kunnen ervaren, is het noodzakelijk dat we beperkt zijn. Want elk bewustzijn heeft grenzen nodig om te bestaan. Om voluit mens te kunnen zijn, moeten we ook leven binnen de grenzen van een mens. Om de ervaring compleet en immersief te maken.

Op dit moment ben jij God die een tekst leest over zichzelf vanuit het perspectief van een mens. Simpelweg omdat dat een mogelijkheid is die God wil ervaren. Er is nog zoveel dat ik zou kunnen zeggen over God, maar ik geloof dat ik hiermee de essentie van mijn definitie heb neergezet.

*gemakkelijkheid halve schrijf ik ‘Hij’, maar onthoud dat God geen gender noch vorm heeft.