Het is zomer en het regent. Zonder twijfel en resoluut. De dag begon met een schouder die zich onverwacht, wel precies op tijd, aandiende om even op te huilen. Daarna dook ik in mezelf. Ik besloot om mezelf op te zoeken. Mijn oudere zelf, ergens aan het eind van dit leven. Zij die alles had gedaan en beleefd.
En daar zat ze, op een berg. Achter haar ging de zon onder. Oranje tinten losten traag op in het donkergroen. Haar haar was lang en grijs en ze had zichzelf subtiel versierd met veren en kralen. Glimlachend verwelkomde ze mij, vanop een plastic tuinstoel. Ik wees verbaasd naar de stoel. Deze week had ik nog op het punt gestaan om een vurig epistel te schrijven waarin ik het bestaan van de stoel zou linken aan de disconnectie met Moeder aarde. En alle ellende dat dit met zich meebracht. Ik vond het triest dat zoveel mensen niet meer in staat waren om comfortabel op de grond te zitten, de schoot van ons leven. En een plastic stoel vond ik het symbool bij uitstek van verlies van aarding. Een instrument dat het leven was ingeroepen om ons van de aarde, onze bron, verwijderd te houden.
Maar daar zat ze dus, en ze liet me meteen proeven van een staat van zijn waarin alle weerstand tegenover stoelen wegviel. Ze herinnerde mij aan de plastic stoel die ik gisteren onder de sparren had gezet, met de functie om bepaalde objecten te dragen, zodat ze niet vuil zouden worden. En dat deze daar nu, moederziel alleen, in de regen stond. En dat die stoel daar geen oordeel over had. Hij stond daar gewoon, een stoel te zijn. Zoals die bedoeld was om te zijn. Doch zonder verwachtingen, gedachten of gevoelens. En ik voelde plots ontzettend veel mededogen voor die stoel. En dankbaarheid. En ik begreep haar keuze om mij zo te ontvangen.
En dan kwam het. De vraag die een antwoord zou opwekken dat de rest van mijn dagen zou kleuren. Ik vroeg haar om een belangrijke boodschap, iets dat mij zou helpen om mijn levenspad zo harmonieus mogelijk te bewandelen. Iets waarvan zij vond dat ik het nu moest weten. Een schat uit al haar ervaring die ik nog niet bezat.
Ze zei me: “Wees klaar om alles los te laten.”
Deze woorden sloegen natuurlijk in als een bom. Want ogenblikkelijk stelde ik me voor hoe het voelde om alles te verliezen waar mijn hart nu zo vol van was. In haar ogen las ik mijn verhaal. Ik kon mezelf heel wat leed besparen door mij nu al voor te bereiden. Er is veel om los te laten, zei ze, maar het kan geleidelijk aan. Elke dag een beetje.
Er is uiteindelijk nog voldoende tijd om voluit te genieten van al de weelde en overvloed waar je je nu in bevindt. Het beste moet zelfs nog komen, knipoogde ze. Maar voel elke dag, al is het maar heel vluchtig, hoe je zorg draagt voor de dingen zonder de wens dat die er altijd zullen zijn. Voel nu al de bereidheid om alles met evenveel liefde als toen het tot stand kwam, los te laten.
Ik ben ondersteboven van emotie en vraag of ik nog even bij haar mag blijven zitten. Ze troost me en zegt dat ze altijd bij mij is.
En weet dat zelfs nadat je alles hebt losgelaten, je nooit iets tekort zult komen, verzekert ze me. Verbind vanuit liefde en onthecht vanuit diezelfde liefde. Dat kan alleen met absoluut vertrouwen.
En weer laat ze me voelen dat ik alle tijd heb om hierin te groeien.