Dennenoord

Specifieke naaldgeur, doordrongen in alle vezels. In toom gehouden met levensslijt.
De zwijgende welkoms zaten reeds verankerd in de zure zandgrond.
Ik leg mijn herinneringen te rusten
tussen de paarsblauwe bloemen op de voorschoot van mijn grootmoeder.

Wanneer mijn nonkel in een zomerse bouwwoede schoot, waren de konijnenholen te klein.
Zusters gekoffieklets, tikjes, kraakjes en een zacht bonzende tred. Gezelligheid onder golfplaten.
Overal waar ze met voldoening hun levenswerk overzagen, staan nu karmozijnbessen.

Toevoegingen, zonder een spleet te dichten.
Ik stempel eerbied en dankbaarheid op alles rondom mij.
Genesteld tussen vingerafdrukken en dromen van mijn voorouders.
Ze streefden onverwoestbaarheid na.

 ETERNITY

Geen flikkerend scherm, wel razend vuur in een doosje. Het vreet hele bossen.
Met aanvaardbare regelmaat veeg ik het stof van rond mijn gereduceerde stukken.
Op vaste plaatsen gepuzzeld.
Iedere avond glijden mijn gedachten over de lichtslinger aan het plafond.
Hier breekt alleen de stilte door de dikke laag impulsief wit.

Ik wou dat ik het blauw niet uit de put getrokken had.
Och kom ja, water is leven.
De libellen dansen en botsen harder dan voorheen. In alle kleuren.
Alles wordt uiteindelijk toch mosgroen. Zoals het hek dat ik in gedachten telkens opnieuw inzeep. Om mijn moeder te plezieren.

Mijn gedoogde aanwezigheid wil meerwaarde scheppen.
Generaties na elkaar woelen we de potentie naar boven.
Lekker wroeten op het land. Huisjes bouwen.
Altijd makend aan het spelen.