De strengheid voor mezelf

Ergens onderweg in mijn levensparcours, geleidelijk en in stilte, ben ik doordrongen geraakt van de overtuiging dat enkel een harde hand mij op het rechte pad kan houden. Moeilijke tijden bleken steeds zeer vruchtbaar voor mijn ontwikkeling. De meest constructieve en drastische veranderingen in mijn (innerlijke) wereld werden doorgevoerd na een periode van intens lijden. En zo moet ik tot de conclusie zijn gekomen dat ik genoodzaakt ben om mezelf onder druk te zetten als ik progressie wil zien. Want als ik mezelf niet op de hielen zit met zelfverwijt en twijfel, dan neig ik wel eens te berusten in luiheid en stagnatie. Mij bewust zijnde van mijn genadeloos wegtikkende tijd, probeer ik niets van mezelf te verspillen en het uiterste uit de kan te halen. Uit respect en dankbaarheid voor mijn bestaan moedig ik mezelf aan om steeds tegen de grenzen van mijn kunnen aan te duwen. Het kan altijd beter. Ik mag mezelf niet zomaar blind geloven en moet alert blijven voor onbewuste manoeuvres waarmee ik ongemak probeer te omzeilen.

De vraagt die herhaaldelijk polst naar de meest efficiënte invulling van mijn bestaan drijft mij voort, diverse verwezenlijkingen achterna. Eenmaal er een antwoord geformuleerd is op deze immer transformerende queeste is het een kwestie van doorgaan. Doen en maken. Nog steeds meet ik mijn eigenwaarde aan de hand van mijn creaties. Al is het ondertussen wel al meer dan goed doorgedrongen dat ikzelf mijn meest waardevolle creatie ben. Te midden van het ontwikkelend proces, eentje zonder begin of eindpunt,  piek ik wanneer ik niet gebukt ga onder mezelf. Het ultieme streefdoel is om zo min mogelijk tot geen last te ondervinden van mijn eigen mechanismen. Er lijkt niets zaliger dan volledig verlost te zijn van beperkende angst en verstroevende onzekerheid. Het paradoxale is echter dat ik mezelf zwaar belast met strengheid en zelftwijfel in de veronderstelling zo sneller lasteloos door het leven te kunnen gaan. De ingeprente werkethiek achterna die zegt dat genieten pas veroorloofd is na het labeur. No pain, no gain. Ik denk te moeten lijden om minder te moeten lijden.

Ik zeg tegen mezelf dat ik flink moet zijn, al sta ik mezelf met het ouder worden wel steeds meer toe. Zo sta ik mezelf bijvoorbeeld toe om gevoelig en poreus te zijn en daarnaar te handelen. Hoewel de neiging er soms nog is, verklaar ik mezelf daarbij niet altijd nader. Want mijn keuzes hoeven niet gestaafd te worden met verantwoording. En ik kan nu ook al goed het onderscheid maken tussen wat ik denk te moeten en wat ik echt wil. In plaats van te willen veranderen heb ik gemerkt dat aanvaarden zachter aanvoelt in mijn wezen. Mijn lijf schreeuwt niet langer van zelfverwerping. Het zeurt wel nog eens van zelftwijfel. Er is dus verbetering. Ik ben mijn harde hand beginnen zien en in de gaten houden. Geconditioneerd duik ik soms nog ineen als ik denk dat het zal toeslaan, om zo goed als simultaan te beseffen dat ik evengoed recht heb op een streling van begrip.

Nee, ik heb het gehad met mezelf. En tegelijkertijd mag ik er best wezen. Ik vergeef mijn hardheid, die symbool staat voor het beste dat ik wil zijn en geven. En ik aanvaard mijn zachte plekken en de aangeleerde reflexen om ze af te schermen. Er is niets fout aan het verlangen dat mij doet tasten in onduidelijke richtingen. Er is niets mis met mij, noch met mijn kronkelige menselijkheid die ik met moederlijke strengheid in goede banen wil leiden. Net zoals iedereen probeer ik een leven uit. In de kern gelovend dat goedheid aan de grondslag ligt.